Mijn vrouw zei eergisteren: Marcel, eigenlijk passen wij niet bijeen.
Ik zeg eerst niks, want ja: wat doede daarmee?
Waarop zij na een tijdje zegt: Awel, hebde weer niks te zeggen?
Ik zeg: Chantal, misschien loopt er in Zuid-Korea nog ene rond die beter bij u past, maar wat doede daarmee?
– Ha. Ja. Korea.
Nu zegt zij niks meer. Dus ik zeg: Awel, nu hebt gij precies niks te zeggen.
– Ha. Ja. Typisch.
Ze zegt: ik ga strijken. Dat zegt ze altijd als ik een punt maak.
Enfin. Ik zet den tv op de koers, zet mij in de zetel en ik lees mijn gazet. Ik hoor ze blazen en zuchten, precies dat ze gaat baren. Ik sta recht om mijn pillen te gaan halen in de keuken. Ik ben nog niet goed terug als ze schreeuwt: waarom moet dien tv aan, als ge toch niet kijkt?
Ik zeg: Chantal, ik heb darmkanker, geen gehoorprobleem, ja?!
– Ha. Ja. Meende’t?
We zitten in de wachtzaal, jong.
– Da’s ‘t leven.
Ge kunt nie terug.
– Ha. Nee.
Nen auto kunt ge in achterruit zetten. ’t Leven niet.
– Ha. Ja. Just.
De adhoc gediefde illustratie is van de hand van Willem Pirquin en komt uit zijn 366-reeks.