Er zijn dagen dat ik het allemaal verkeerd zie lopen. Een wanhebbelijk attitude die mij veelal overvalt aan het eind van een werkdag, wanneer een tekort aan voedingsstoffen mijn hersenkoppeling met de realiteit verslapt.
Vervuld van worst-case denken, sla ik dan de wereld gade vanop het busperron.
Ik zie bijvoorbeeld een fietser rijden, op het achterwiel gezeten door een aanstormende bus. In mijn gedachten raakt hij de fietser. De fietser slaat scheef en krijgt het asfalt pegelhard in het gezicht gedrukt. Een ontwricht kaaksbeen schraapt over het asfalt.
De bus zwalpt in een poging verder contact te vermijden, maar kan een achterop gebleven enkel niet ontwijken. Onder een soundtrack van schreiend gekerm komt het tafereel tot rust.
Ik zie verderop de wandelaar die aanstalte maakt om over te steken. Hij kijkt naar links. Naar rechts. Maar dan niet meer naar links. Bij de tweede stap penetreert het voorwiel van een fietser zich tussen de benen van de wandelaar. De stuurstang schiet een fractie later door naar de ribben, wat de wandelaar als een strandstoel in elkaar doet klappen.
De fiets pivoteert over het voorwiel naar links. Vervolgens keilt de fietser met een middelpuntvliedende pirouette tegen het wegoppervlak. Een poel van bloed verspreidt zich rond zijn gekrenkte schedel als inkt op vloeipapier.
Allemaal vreselijke ongebeurtenissen. Van mijn kant bovendien een tikkeltje ziek. Daar zijn naar het schijnt speciale dokters voor. Maar voorlopig gaat het nog snel over.